De spelregels van de nabestaandenlijfrente

De Belastingdienst stelt een aantal eisen aan de nabestaandenlijfrente. Zo moet de uitkering bijvoorbeeld een minimaal aantal jaar duren. Hoe lang dit precies is ligt aan uw situatie. Afhankelijk van uw leeftijd én uw relatie tot de overledene gelden de onderstaande regels van de Belastingdienst.

Ook geldt er een uiterste datum voor de eerste uitkering als u van geërfd lijfrentekapitaal een nabestaandenlijfrente aankoopt. De eerste uitkering moet altijd uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het jaar van overlijden zijn.

We kunnen ons voorstellen dat dit wat ingewikkeld is. Daarom hierbij wat meer informatie en een aantal voorbeelden. Misschien helpt dit bij het bepalen van de regels die voor u gelden. Toch een vraag? Laat het ons gerust weten.

Uw relatie tot de overledene

(Ex-)partner

De erfgenaam is getrouwd (geweest) of heeft een geregistreerd partnerschap (gehad) met de overledene.

Familielid
Dit zijn alleen:

Anders
De erfgenaam is geen (ex-)partner of familielid

Uiterste ingangsdatum nabestaandenlijfrente

Uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het jaar van overlijden van de erflater moet de eerste uitkering van een nabestaandenlijfrente worden gedaan. Brand New Day betaalt altijd achteraf uit op de eerste kalenderdag van de maand. Kies dus een ingangsdatum en datum van de eerste uitkering die hiermee rekening houdt.

Voorbeeld
Iemand overlijdt op 3 april 2024. De eerste uitkering van de nabestaandenlijfrente moet dan uiterlijk in 2026 zijn. Dit betekent dat 1 december 2026 de laatst mogelijke datum is waarop Brand New Day de eerste uitkering kan doen. Kiest u een nabestaandenlijfrente met een maandelijkse uitkering? Dan is de uiterlijke startdatum dus 1 november 2026. Voor een jaarlijkse uitkering is de uiterlijke startdatum 1 december 2025.

De looptijd van de nabestaandenlijfrente

De regels voor de minimale en maximale looptijd zijn in sommige situaties erg ingewikkeld. Veel hangt af van uw relatie tot de overledene en uw leeftijd spelen. Daarom hieronder een paar voorbeeldsituaties.

Er zijn drie algemene regels die altijd gelden:

(Ex-)partner

Bent u (ex-)partner van de overledene? Dan geldt voor u een looptijd van minimaal 5 jaar. Bent u de AOW-leeftijd gepasseerd en zit er meer dan 16 jaar tussen de datum waarop u de AOW-leeftijd bereikte en de datum van de eerste uitkering? Dan mag u het aantal jaar dat u ouder bent dan de AOW-leeftijd, aftrekken van de minimale looptijd van 5 jaar. Er moeten wel altijd minimaal 2 uitkeringen zijn.

Voorbeeld 1
Een erfgenaam is partner van de overledene. De eerste uitkering van de nabestaandenlijfrente vindt plaats als de erfgenaam 55 jaar oud is. De minimale looptijd is 5 jaar. De maximale looptijd is 30 jaar.

Voorbeeld 2
Een erfgenaam is partner van de overledene. De eerste uitkering van de nabestaandenlijfrente vindt plaats als de erfgenaam 69 jaar oud is. De erfgenaam is dan 2 jaar ouder dan de AOW-leeftijd. De minimale looptijd van de nabestaandenlijfrente is dan 3 jaar (5 jaar – 2 jaar). De maximale looptijd is 30 jaar.

Voorbeeld 3
Een erfgenaam is partner van de overledene. De eerste uitkering van de nabestaandenlijfrente vindt plaats als de erfgenaam 99 jaar oud is. De erfgenaam is dan 34 jaar ouder dan zijn AOW-leeftijd. De minimale looptijd is een uitkering van 2 maanden omdat een nabestaandenlijfrente altijd minimaal 2 uitkeringen moet hebben. De maximale looptijd is 11 jaar omdat de einddatum niet in een later jaar mag zijn dan het jaar waarin de erfgenaam 110 jaar oud wordt.

Familielid

Bent u geen (ex-)partner maar wel familie? Dan speelt uw leeftijd een belangrijke rol. Er zijn vier situaties:

Op de datum van de eerste uitkering is de erfgenaam Regels minimale looptijd
Ouder dan 18 en jonger dan 25 Minimaal 20 jaar en maximaal 30 jaar

Of

Minimaal 5 jaar en maximaal tot het jaar waarin de erfgenaam 30 wordt
Ouder dan 25 en jonger dan 30 Minimaal 20 jaar en maximaal 30 jaar

Of

Tot het jaar waarin de erfgenaam 30 wordt

Let op: er moeten altijd minimaal 2 uitkeringen zijn.
Ouder dan 30 en jonger dan de AOW-leeftijd + 1 kalenderjaar Minimaal 20 jaar en maximaal 30 jaar
Ouder dan de AOW-gerechtigde leeftijd + 1 kalenderjaar Minimaal 20 jaar min het aantal volledige jaren dat de erfgenaam ouder dan de AOW-leeftijd is en maximaal 30 jaar.

Let op: er moeten altijd minimaal 2 uitkeringen zijn en de einddatum is maximaal in het jaar waarin de erfgenaam 110 wordt.

Voorbeeld 1 – Ouder dan 25 jaar en jonger dan 30 jaar
Een erfgenaam opent een nabestaandenlijfrente die voor het eerst uitkeert op 1 augustus 2024. De erfgenaam is dan 25 jaar en 6 maanden oud is. Er zijn twee opties:

Een looptijd van minimaal 20 en maximaal 30 jaar

Of

Een looptijd met de einddatum in het jaar waarin de erfgenaam 30 wordt. In dit voorbeeld een einddatum in 2029.

Voorbeeld 2 – Ouder dan 25 jaar en jonger dan 30 jaar
Een erfgenaam opent een nabestaandenlijfrente die voor het eerst uitkeert op 1 augustus 2024. De erfgenaam is dan 29 jaar en 6 maanden oud is. Er zijn twee keuzes:

Een looptijd van minimaal 20 en maximaal 30 jaar

Of

Een looptijd met de einddatum in het jaar waarin de erfgenaam 30 wordt. In dit voorbeeld moet de einddatum in 2025 zijn. Er zijn altijd minimaal 2 uitkeringen nodig. Het is in dit geval niet mogelijk om een jaarbetaling te kiezen omdat de tweede uitkering dan in 2026 zou zijn. En dat is een jaar ná het jaar waarin de erfgenaam 30 wordt.

Voorbeeld 3 – Jonger dan 25 jaar
Een erfgenaam opent een nabestaandenlijfrente die voor het eerst uitkeert op 1 augustus 2024. De erfgenaam is dan 19 jaar oud. Er zijn twee keuzes:

Een looptijd van minimaal 20 en maximaal 30 jaar

Of

Een looptijd van minimaal 5 jaar. De maximale einddatum is in het jaar waarin de erfgenaam 30 wordt.

Voorbeeld 4 – Ouder dan 30 en jonger dan de AOW-leeftijd + 1
Een erfgenaam opent een nabestaandenlijfrente die voor het eerst uitkeert op 1 augustus 2024. De erfgenaam is dan 49 jaar oud:

De looptijd is minimaal 20 en maximaal 30 jaar

Voorbeeld 5 – AOW-leeftijd
Een erfgenaam opent een nabestaandenlijfrente die voor het eerst uitkeert op 1 augustus 2024. De erfgenaam heeft eerder dat jaar, op 1 april 2024, de AOW-leeftijd bereikt.

De looptijd is minimaal 20 en maximaal 30 jaar
Pas als er minimaal een volledig kalenderjaar is verstreken na de AOW-leeftijd, wordt de minimale looptijd lager.

Voorbeeld 6 – Ouder dan de AOW-leeftijd + 1
Een erfgenaam opent een nabestaandenlijfrente die voor het eerst uitkeert op 1 augustus 2024. De erfgenaam heeft drie jaar eerder, op 1 april 2021, de AOW-leeftijd bereikt.

De looptijd is minimaal 17 en maximaal 30 jaar

Op de datum van de eerste uitkering zijn er meer dan drie volledige kalenderjaren verstreken sinds het bereiken van de AOW-leeftijd. De minimale looptijd is daarom 20 – 3 = 17 jaar.

Voorbeeld 7 – Ouder dan de AOW-leeftijd + 1
Een erfgenaam opent een nabestaandenlijfrente die voor het eerst uitkeert op 1 augustus 2024. De erfgenaam heeft 30 jaar eerder de AOW-leeftijd bereikt.

De looptijd is minimaal 2 maanden met een maandelijkse uitkering. De maximale looptijd is 15 jaar. Dat is het jaar waarin de erfgenaam 110 wordt.

Er zijn op de datum van de eerste uitkering meer dan 30 volledige kalenderjaren verstreken sinds het bereiken van de AOW-leeftijd. Een negatieve looptijd is niet mogelijk. Er zijn altijd minimaal 2 uitkeringen nodig. De minimale looptijd is daarom 2 maanden. Een looptijd met een einddatum ná het jaar waarin de erfgenaam 110 wordt is niet toegestaan.

Overige erfgenamen

Bent u niet de (ex-)partner of een ander familielid van de overledene? Dan gelden dezelfde regels als voor de(ex-)partner.

Komt u er niet uit? Neem contact op met onze Klantenservice.

Scroll naar boven